De stam van een werkwoord is het deel dat je overhoudt als je -en weglaat. Zo is de stam van het werkwoord bouwen bouw-, en de stam van het werkwoord fietsen is fiets-. Nog een paar voorbeelden:
- worden: word-
- houden: houd-
- telefoneren: telefoneer-
- stofzuigen: stofzuig-
Waarom is de stam van een werkwoord belangrijk?
Je hebt de werkwoordsstam nodig om het werkwoord te kunnen vervoegen: om er een persoonsvorm of een voltooid deelwoord van te maken.
- bouwen: ik bouw, jij bouwt, wij bouwden, hij heeft gebouwd
- worden: ik word, jij wordt, ik ben geworden
- fietsen: ik fiets, jij fietst, Â hij fietste, ik heb gefietst
- houden: ik hou(d), hij houdt, ik heb gehouden
- telefoneren: ik telefoneer, jij telefoneert, zij telefoneerde, ik heb getelefoneerd
- stofzuigen: ik stofzuig, jij stofzuigt, hij stofzuigde, ik heb gestofzuigd